Woo-documenten Eenheid Limburg
Doorzending van stukken op grond van artikel 4 van de Wet open overheid
Met betrekking tot de bepalingen omtrent de doorzendplicht wordt het volgende opgemerkt. Artikel 4 van de Wet open overheid bepaalt dat een bestuursorgaan een schriftelijk Woo-verzoek, indien dat verzoek betrekking heeft op gegevens in documenten die berusten bij een ander bestuursorgaan dan dat waarbij het verzoek is ingediend, moet doorzenden naar dat andere bestuursorgaan. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt met zich dat deze doorzendplicht evenzeer geldt indien de politie waarbij het verzoek is ingediend zelf over documenten beschikt waarop dat verzoek ziet en derhalve zelf een besluit op het verzoek moet nemen, maar weet dat bij een ander bestuursorgaan andere documenten berusten die eveneens onder de reikwijdte van het verzoek vallen.
Indien niet bekend is of andere bestuursorganen over documenten beschikken, kan de politie dat verzoek niet doorzenden. De doorzendplicht van de Woo gaat niet zo ver dat een verzoek zou moeten worden doorgestuurd naar een ander bestuursorgaan waarvan de politie niet weet of bij dat andere bestuursorgaan documenten berusten. De doorzendplicht geldt voor zover redelijkerwijs er vanuit mag worden gegaan dat de ontvanger van het doorgezonden Woo-verzoek beschikt over de gevraagde informatie. Woo-verzoeken worden niet naar alle bestuursorganen en onder de verantwoordelijkheid van bestuursorganen werkzame instellingen, diensten en/ of bedrijven gestuurd die mogelijkerwijs een rol zouden kunnen hebben met verkeersveiligheid.
Bij of krachtens de Wet politiegegevens is bepaald dat aan diverse personen en instanties - ook in het kader van de handhaving van de verkeersveiligheid en het afdoen van procedures met betrekking tot verkeer - politiegegevens kunnen worden verstrekt. Bij de politie is niet bekend dat de politiegegevens voor andere doeleinden worden gebruikt. De doorzendplicht van de Woo ziet niet zo ver dat een verzoek zou moeten worden doorgestuurd naar elk ander bestuursorgaan waar mogelijk eventueel ontvangen politiegegevens worden verwerkt. Dat de gegevens door andere bestuursorganen worden opgenomen in een elektronisch document maakt niet dat een ander bestuursorgaan op grond van de Wob documenten moet verstrekken; de Woo is ook van toepassing op geautomatiseerde gegevensbestanden. Wanneer verstrekte politiegegevens door anderen in geautomatiseerde gegevensbestanden worden opgenomen, zijn deze persoonsgegevens. Het verstrekken van informatie ingevolge de Woo blijft achterwege voor zover deze persoonsgegevens als bedoeld in de Algemene Verordening Gegevensbescherming betreft, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt.
Ook indien de doorzendplicht van toepassing zou zijn en de politie heeft abusievelijk het verzoek niet doorgezonden, dan leidt dat niet tot een gebrek in het besluit. Dat zonder een daartoe strekkend besluit te nemen niet zou zijn voldaan aan de wettelijke verplichting tot feitelijk handelen volgens artikel 4 van de Woo, is geen gebrek in het bestreden besluit. Daarmee in overeenstemming is het feit dat de Wob geen bepaling bevat met de strekking, dat de doorzending van een verzoek om informatie en de mededeling daarvan als bedoeld in de tweede volzin van artikel 4 van de Wob uiterlijk moet geschieden bij of gelijktijdig met het besluit op het Woo-verzoek of het besluit op bezwaar. Indien bedoeld wordt dat binnen een redelijke termijn gevolg moet zijn gegeven aan de doorzendplicht volgens artikel 4 van de Woo, dan wordt bekeken of er enig belang is bij het alsnog voldoen aan deze doorzendplicht.
Voor meer informatie
- De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juli 2012, procedurenummer 201011248/1/H3, LJN: BR3196
- De uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 22 januari 2012, LJN: BL1589
- De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 31 januari 2007, procedurenummer 200600141/1, LJN: AZ7410
- De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 15 maart 2006, procedurenummer 200504284/1, LJN: AV5076
- De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 oktober 2005, procedurenummer 200409392/1, LJN: AU4157