Bij spoed: 112
Geen spoed: 0900-8844

Blog: 'Veel te jong'

'Er komt een vreselijke melding binnen: "Wilt u gaan voor een reanimatie van een negentienjarige vrouw." Even lijk ik het niet te beseffen, daarna voel ik verbazing en verdriet. Al snel herpak ik me; actie nu!'

ambulance

'Samen met mijn maatje ren ik naar de bus en maken we ons gereed voor de melding waar we liever niet naartoe willen. Geen weg meer terug, we gaan ervoor! We hebben weinig tijd om ons voor te bereiden. Onderweg vragen we aan de meldkamer wat we gaan aantreffen en of we het goed hebben gehoord.  ‘Jonge vrouw van negentien, geen ademhaling’, krijgen we als antwoord. En: ‘Deze vrouw is drie jaar geleden, buiten haar schuld, slachtoffer geworden van een ernstig verkeersongeluk. Daarbij heeft zij blijvend hersenletsel opgelopen.’ We houden rekening met het ergste.

Bij aankomst loop ik via de woonkamer naar een aangrenzende slaapkamer. Ik weet niet goed wat ik ga aantreffen... De ouders zijn in paniek. Ik zie dat de moeder al is begonnen met de reanimatie. De vader wijst naar hun dochter die op de grond ligt. Dan zie ik de jonge vrouw; ze ligt met opengesperde ogen, haar gezicht ziet blauw. Twee ambulancemedewerkers buigen zich over haar heen en gaan verder met reanimeren. Ze hebben de AED al aangesloten. Ik besluit hen te helpen en trek mijn latex handschoenen aan. Na overleg neem ik de reanimatie over, zodat zij zich kunnen focussen op andere medische handelingen.

Ondertussen concentreer ik me op de borstcompressies die ik geef om haar hartslag weer op gang te krijgen. Terwijl ik bezig ben, kijk ik nog even goed om mij heen. Is dit werkelijkheid? Mijn ogen zijn weer gericht op het slachtoffer. Ik kijk in haar openstaande ogen. Ogen die lijken te zeggen: “Alsjeblieft, help me.”

Ineens krijg ik angstige gedachten: Deze vrouw is opnieuw slachtoffer…Ze is echt te jong, dit kan niet. Ik ga door met reanimeren en zie opeens dat ze in haar dichtgeknepen linkerhand een knuffelbeer vasthoudt. Ik merk dat ik steeds vaker en sneller borstcompressies geef. Het zal toch niet? Nee, niet vandaag. Achter mij hoor ik haar ouders aanmoedigend roepen: ‘Kom op, kom op.’ Ze roepen meerdere malen de naam van hun dochter. Het maakt mij gemotiveerder dan ooit om haar te redden. Ze gaat toch niet dood vandaag? Dat mag niet.

Ondertussen stroomt de woonkamer vol mensen. Familie en vrienden hebben van het incident gehoord en zijn naar de woning gekomen. Om de ouders te steunen en elkaar. Iedereen is zichtbaar verdrietig.

De slaapkamer staat nu ook vol zorgverleners; specialisten die hun uiterste best doen om het slachtoffer te redden. De infusen, slangetjes en draden liggen verspreid over de vloer. Medische termen worden afgewisseld met uitslagen van hartfilmpjes. Ik blijf hopen dat het goede uitslagen zijn en dat er nog een kans is voor haar.

Terwijl ik de laatste borstcompressies geef, met al mijn deskundigheid en moed die ik in me heb, zie ik hoe haar ouders naast mij komen zitten, hopend op een wonder. Angst wordt werkelijkheid. Hun dochter kunnen wij helaas niet meer redden.

De stilte in huis valt, het verdriet neemt toe en een nachtmerrie begint. We koppelen alle draden, snoeren en infusen af… en leggen de vrouw op bed. We dekken haar toe en verlaten de kamer.

Vervolgens nemen we afscheid van de ouders, familie en vrienden. We wensen ze sterkte en noteren nog wat gegevens. Ik loop de deur uit, naar buiten, wetende dat er in huis een hoop verdriet heerst. Wetende dat deze mensen de komende tijd veel verdriet te verwerken hebben. Binnen staat het leven stil, buiten gaat het leven weer verder.

Als ik weer terug ben op het bureau kan ik mijn verhaal gelukkig kwijt bij collega’s die speciaal hiervoor zijn opgeleid. Ondanks de goede ondersteuning die ze mij geven zal ik deze reanimatie nooit meer vergeten…'