Bij spoed: 112
Geen spoed: 0900-8844

Oriënterend onderzoek: 'Er had meer moeten gebeuren'

‘Er had méér moeten gebeuren om wat er tijdens de iftar-bijeenkomst van april vorig jaar was voorgevallen, te herstellen. Dat zegt korpschef Henk van Essen nu het oriënterend onderzoek naar een gesprek tijdens deze bijeenkomst en de wijze waarop daar vervolgens mee om is gegaan, is afgerond. ‘Daar kunnen en willen we van leren.’

uniform

Het onderzoek concentreerde zich op een gesprek aan tafel, waarin de politiechef van de eenheid Noord-Holland zich uitliet over afwezigheid van vaders op Curaçao bij de opvoeding van hun kinderen. De politiechef maakte direct aan tafel zijn excuses

De korpschef komt tot het oordeel dat er in deze casus geen vermoeden van plichtsverzuim is. Dat wil zeggen dat er geen sprake is van zodanig verwijtbaar gedrag, dat er een (disciplinair) vervolgonderzoek aan de orde is. Wel is de korpschef van mening dat de uitlating van de politiechef onzorgvuldig en kwetsend was. Henk van Essen: ‘Leden van de strategische top hebben een cruciale voorbeeldfunctie. Een uitlating zoals hier is gedaan – generaliserend en stigmatiserend – past daar niet bij.’

De korpschef baseert zijn oordeel op het oriënterend onderzoek, de reflectie van externe deskundigen, een juridische toets bij het OM en de gesprekken die de korpsleiding zelf nog heeft gevoerd. Bij zijn besluit om geen (disciplinair) vervolgonderzoek in te stellen weegt mee dat de politiechef zelf ook inziet dat zijn uitspraak verkeerd was, zijn excuses heeft aangeboden en een rol wil spelen in het leren van deze casus binnen zijn eenheid.

Behalve wat er tijdens het bewuste gesprek is gezegd – en door wie – is ook onderzocht hoe er vervolgens mee is omgegaan. De korpsleiding is kort na het voorval geïnformeerd, door zowel een direct betrokkene als de politiechef. Op basis van het onderzoek concludeert de korpsleiding dat zij zich bij het vervolg vooral heeft gericht op degenen die zich direct aan tafel al hadden uitgesproken. De vraag of de gemaakte excuses voor hen afdoende waren, stond daarbij centraal. ‘Er waren echter ook collega’s die zich niet direct uitspraken of die er pas later over hoorden, maar op wie het evengoed impact had’, zegt de korpschef. ‘Dat hebben we ons onvoldoende gerealiseerd’. Ook binnen de eenheid was daar aanvankelijk weinig oog voor. ‘Het onderzoek maakt duidelijk dat er méér had moeten gebeuren om wat er was voorgevallen sneller en breder binnen de organisatie, te herstellen.’

Deze casus onderstreept volgens de korpschef ook het belang van een veilige werkomgeving, waarin collega’s zichzelf kunnen uitspreken en elkaar durven aanspreken. ‘Van de hele politieleiding mag verwacht worden dat zij daarbij oog hebben voor de ingeslopen vooroordelen van een ieder, ook die van henzelf. Daarbij is het belangrijk dat er aandacht is voor álle betrokkenen – binnen en buiten de politie – en de manier waarop zij er naar kijken. Om zo echt een politie van en voor iedereen te kunnen zijn.’