Bij spoed: 112
Geen spoed: 0900-8844

Blog: 'Het duurt me te lang'

Ik kwam hem vaak in het centrum tegen. Meestal staarde hij verdwaasd voor zich uit. Zag de wereld door een andere bril dan de gemiddelde stadsbewoner. Het was een goede jongen met geen enkel kwaad in zich: Johan.

Ik kende hem vanuit mijn werk als wijkagent. Terwijl voorbijgangers vaak met een grote boog om hem heen liepen, hem lieten liggen als zijn benen even niet meer wilden en ze ook zijn honger niet wilden stillen, kende ik zijn verhaal. Ik wist wat hem ertoe had gebracht om zijn levensloop in de handen te leggen van dealers en drugs. Zijn keurige ouders deed hij veel verdriet. Toch, of juist daarom, maakte ik graag een praatje met hem.

Ik zag hem zitten op een bankje bij het busstation.

‘Johan’, begon ik, ‘hoe is het vandaag met je?’

‘Goed’, loog hij. Zijn bijna tandeloze mond toonde een verkrampte grijns, bang dat hij de peuk in zijn rechtermondhoek zou verliezen.

Johan wist dat ik hem niet geloofde, maar zijn leugentje vormde altijd de opening voor een gesprek.

 ‘Ik ga weg.’ begon hij.

‘Ga weg’, reageerde ik geschokt, om direct daarna allebei in de lach te schieten om deze onbewuste woordgrap.

‘Ik ga nu echt stoppen. Ik ga naar een zorgboerderij waar ze me van de shit afhelpen.’

‘Dat is op zich goed nieuws’, zei ik, enigszins sarcastisch want hoe vaak had ik dit, ook bij anderen, al gehoord.

‘En wie heeft bepaald dat je daar naartoe kan?’

‘Ikzelf. Na een gesprek met de reclassering dan.’

‘En kan je daar zomaar terecht?’

‘Nee, ik sta op een wachtlijst. Ze moeten eerst mijn dossier nog bekijken en ik heb nog wat gesprekken. Als ze vinden dat ik geschikt ben, mag ik komen. Het is ver weg van deze klotestad.’

‘Maar dat kan dus nog wel even duren?’

‘Ik wacht het wel af.’ Klonk hij gelaten.

‘Ik moet verder’, zei ik en ik stak mijn hand uit. ‘Hou je me op de hoogte?’

‘Dat doe ik’, zei hij. Hij pakte mijn uitgestoken hand en keek me aan. Even hadden we echt contact.

Een tijd later, Johan kon naar de zorgboerderij. Hij had een briefje bij de balie van het politiebureau voor mij achtergelaten. Zijn tekst was in hanenpoten geschreven.

Onderdeel van zijn afkickprogramma was de zorg voor de schapen. Hij zou leren om ze te scheren en hij leerde hoe hij moest handelen bij een bevalling.

Het ging goed. Het contact tussen hem en zijn ouders herstelde zich.

De drugs leken verder en verder van hem af te drijven.

Hij was er bijna, toen een ramp zich aandiende. De omgeving van de zorgboerderij werd bedreigd met een dijkdoorbraak door het hoge water van de rivieren. Bewoners werden geëvacueerd. Ook Johan.

Ik wist het niet en was verbaasd toen ik hem opeens weer tegenkwam in de stad. Zijn wangen waren wat voller en de holle blik in zijn ogen was verdwenen.

Hij had zijn haren laten knippen.

‘Hee’, riep ik, ‘Goed om je te zien. Hoe is het geweest?’

Hij vertelde dat het goed ging. Dat het afkickprogramma hem hielp. ‘Maar ik ben nog niet klaar.’ Hij richtte zijn blik terneergeslagen naar de grond.

‘Ik moet nog zes weken, maar ik kan nog niet terug. En een andere plek kunnen ze me niet bieden. Want dan moet ik weer bij het begin beginnen en dat wordt niet meer vergoed.’

‘Wat ga je nu doen?’ vroeg ik bezorgd.

‘Ik kan zo lang bij een vriend intrekken. Als er weer plek is kan ik verder met mijn programma.’

We zwegen even.

‘Weet je’ zei Johan opeens, ‘Jij bent de enige die naar me luistert. Dat doen er niet zoveel.’

‘Hou vol jongen’, sprak ik hem toe. ‘Als je iets nodig hebt, dan weet je me te vinden.’

Ik klopte hem op zijn schouder, op zijn leren jas die hij alle jaargetijden aanhad.

‘Het komt wel goed denk ik. Tjoo.’ Zijn wijs- en middelvinger sloeg hij als een saluut tegen zijn wenkbrauw. Daarna sjokte hij weg.

Drie weken later was Johan opeens vermist. Zijn broer meldde het. Johan was voor het laatst gezien bij een dealer om daarna volledig van de aardbodem te verdwijnen.

Met de dienst zochten we, tussen de bedrijven door dan.

Het duurde dagen. Tot op een dag een wandelaar met zijn hond een onaangename geur opsnoof in een vol begroeid plantsoen.

Ik had de twijfelachtige eer om juist die dag het telefoontje te mogen ontvangen.

We gingen kijken op de aangegeven plek.

In het hoge gras, tussen het onkruid, herkende ik meteen zijn leren jas.  

Bij het doorzoeken van de jaszak, stuitte ik op een afscheidsbriefje geschreven in zijn herkenbare hanenpotenhandschrift. Het duurde Johan te lang.

Denk je aan zelfmoord? Of heb je hulp nodig voor naasten? Bel: 0900-0113 of kijk op de website www.113.nl