Disciplinaire onderzoek uitlatingen politiemedewerkers in Parijs loopt door ondanks besluit OM
Vandaag heeft het Openbaar Ministerie (OM) laten weten dat zij geen strafrechtelijk onderzoek doet naar de uitingen die zes politieambtenaren van de politie-eenheid Oost-Nederland deden in Parijs. Dit besluit van het OM staat los van het interne disciplinaire onderzoek van de politie. Dit interne onderzoek, uitgevoerd door de afdeling Veiligheid Integriteit en Klachten (VIK) loopt nog en richt zich op de vraag wie betrokken zijn geweest bij de uitlatingen en of er sprake is van plichtsverzuim doordat de uitlatingen in strijd zijn met bijvoorbeeld de kernwaarden van de politie en de ambtseed/-belofte. De zes medewerkers zijn nog steeds buiten functie gesteld. Hoe werkt eigenlijk zo’n intern onderzoek en waarom duurt het soms lang?
Iedereen die bij de politie werkt, legt een eed of belofte af. Dat is een formele toezegging om de samenleving te dienen. De samenleving verwacht van politiemensen onder andere onbesproken en verantwoordelijk gedrag. Als je bij de politie werkt, heb je een voorbeeldfunctie. Dat geldt voor iedereen: van hoog tot laag, in uniform en zelfs ook privé. Logisch dat voor politiemedewerkers de lat heel hoog ligt. Alles wat daaraan afbreuk doet of kan doen, is schadelijk voor het vertrouwen in de politie. Vandaar dat de politie elke mogelijke integriteitsschending zeer serieus neemt en hier onderzoek naar doet. Hiervoor is een zorgvuldig proces ingericht.
Hoe wordt een intern onderzoek uitgevoerd?
Als er een vermoeden bestaat van plichtsverzuim, is het belangrijk om eerst alle relevante feiten en omstandigheden in kaart te brengen. Dat doen onderzoekers van de afdeling Veiligheid Integriteit en Klachten (VIK) in opdracht van de politiechef. Juristen van de Dienst Human Resources Management (HRM) adviseren op basis van dit feitenonderzoek of er sprake is van plichtsverzuim en – zo ja – over een mogelijke disciplinaire sanctie. De politiechef (of een andere leidinggevende die daarvoor is aangewezen) neemt uiteindelijk een beslissing hierover.
Deze beslissing wordt vervolgens voorgelegd aan het Landelijk Strafmaatoverleg (SMO), een overleg van politiejuristen, dat bekijkt of de straf passend en evenredig is aan het betreffende plichtsverzuim. Daarbij baseert het SMO zich mede op eerdere, vergelijkbare zaken binnen de politie en uitspraken van de bestuursrechters. Het SMO geeft de politiechef aan of de voorgelegde straf kan worden opgelegd. Hierna maakt de politiechef dit, met een voorgenomen besluit, aan de medewerker bekend. De medewerker kan hierop een reactie geven (een zienswijze). Het kan zijn dat de politiechef nog een externe commissie moet raadplegen als er bepaalde grondrechten betrokken zijn. De politiechef bepaalt tenslotte de uiteindelijke straf en deelt dit als het definitieve besluit mee aan de medewerker. De medewerker kan vervolgens nog bezwaar maken en eventueel hierna in (hoger) beroep gaan bij de bestuursrechter.
Communicatie
De betrouwbaarheid van de politie hangt samen met hoe transparant we communiceren. Over interne onderzoeken wordt daarom zo transparant mogelijk, maar niet herleidbaar naar individuele medewerkers, gecommuniceerd. Daarmee wil het korps duidelijk laten zien wat niet kan en medewerkers handreikingen bieden om te leren van opgedane ervaringen.
Zie hier het persbericht van het Openbaar Ministerie.