Wanneer mag de politie schieten?
Tijdens een gevaarlijke situatie probeert de politie altijd te de-escaleren. Eerst gebruikt de agent zijn stem om de verdachte iets te laten doen of juist niet te doen. Als dit niet lukt, waarschuwt de agent, als dat mogelijk is, dat hij geweld gaat gebruiken. Als de agent besluit geweld te gaan gebruiken weegt de agent af, of en welk geweldsmiddel wordt gebruikt. Afhankelijk van de situatie schat de agent in welk soort geweld het meest proportioneel is.
Als een agent zelf, of een andere persoon in levensgevaar is, kan de agent besluiten zijn dienstpistool te gebruiken. In het uiterste geval kan hij richten op de romp van een persoon omdat het nodig is deze direct uit te schakelen. Het richten op de benen is in deze gevallen dan niet effectief en kunnen er onschuldige slachtoffers vallen. Deze situaties vallen meestal onder het begrip noodweer. Door een rechter wordt achteraf bepaald of er sprake was van noodweer.
Als het nodig is, mag een agent ook zijn vuurwapen gebruiken bij een aanhouding van iemand die verdacht wordt van een ernstig feit. In die situaties heeft de agent geleerd op de benen van de verdachte te richten.