Direct naar de inhoud

Blog: 'We vechten voor zijn leven'

blog vechten voor zijn leven

De meldkamer. Of we met spoed naar een adres kunnen gaan waar iemand een hartstilstand heeft. We springen in de auto. Snel rijden we, gebruik makend van ‘toeters en bellen’, naar het opgegeven adres. Ik rijd, dus mijn maatje zal de AED pakken. Dat is de afspraak die wij in de auto met elkaar maken. Op ons scherm verschijnen de gegevens van het adres. Ik zie dat er een man en vrouw staan ingeschreven, en een kind van twaalf. Ik realiseer me dat dit kind straks de nodige aandacht van ons zal moeten krijgen.

Het gaat zoals we hebben afgesproken. Ik zet de auto op de stoep, mijn maatje springt eruit en pakt de AED. We rennen naar de voordeur, waar een jongen open doet. We horen dat we naar boven moeten, dat de vader in de badkamer ligt. We rennen naar boven en zien in de krappe badkamer een vrouw over een man gebogen staan. We geven aan dat wij van de politie zijn en vragen de vrouw de badkamer te verlaten, zodat we er goed bij kunnen.

Eerst controleren we of de man nog ademt, of hij nog hartslag heeft. Dit is niet het geval. Mijn maatje begint met reanimeren, terwijl ik de AED klaar maak. Dan horen we dat de ambulance er inmiddels ook is. De ambulancemedewerkers komen en installeren hun apparatuur, terwijl ik ga reanimeren. Met z’n allen vechten we voor het leven van de man. Het klinkt ons dan ook als muziek in de oren als de ambulancebroeder zegt dat er activiteit bij het hart wordt waargenomen. De man wordt in de ambulance geladen en overgebracht naar het ziekenhuis.

Ik ga naar beneden en zoek de jongen. Zie de angst in zijn ogen. Rustig leg ik uit wat er net is gebeurd en probeer hem zo goed als gaat te ondersteunen. Ik vertel dat hij goed heeft gehandeld door de deur voor ons open te doen en geef aan dat hij zich niet schuldig hoeft te voelen.

We wachten tot zijn opa en oma er zijn om hem op te vangen, en gaan weg. Dat voelt gek, want dit kind heeft net iets vreselijks meegemaakt. Ik zou hem verder willen helpen, maar weet niet hoe.

Een half jaar later rijd ik met een andere collega naar een melding van overlast door een dronken man. Eenmaal ter plaatse doen wij ons werk en wachten op de ambulance. Er draaien twee jonge jongens om ons heen, maar we hebben er niet veel aandacht voor.

Op een gegeven moment, als we bijna klaar zijn, loopt een van de jongens op mij af. Hij zegt: “Mevrouw, mag ik u iets vragen?” Ik knik. Of ik de man nog kan herinneren die een hartaanval kreeg?  Die man in de badkamer, waarbij een jongen de deur voor jullie heeft opengedaan? Direct weet ik wie ik voor mij heb, het is de zoon. Ik vraag hoe het nu met hem gaat. Hij zegt dat het wonder boven wonder goed gaat met zijn vader en dat hij er eigenlijk niets aan over heeft gehouden.

Ik ben ontroerd en blij dat hij me dit zegt. Hij bedankt mij meerdere malen en ik zie zijn lippen trillen. Ik vraag of ik hem een knuffel mag geven en dat mag.

Opeens voel ik een brandend gevoel achter mijn ogen. Mijn collega vraagt glimlachend of het gaat. Dan rollen de tranen over mijn wangen. Het raakt me. Zonder te beseffen heb ik destijds iets goeds gedaan. Ik besef hoe belangrijk ons werk is en wat wij kunnen betekenen voor anderen. Nog even kijk ik de jongen na. Op naar de volgende melding!

Reageren

Reageren op dit politieverhaal? Vul het reactieformulier hieronder in. De reactie gaat naar de auteur, die eventueel contact opneemt.

  • Stap 1Invoeren(huidige stap)
  • Stap 2Controleren
  • Stap 3Verzenden

Stap 1: Invoeren

Jouw reactie
# tekens resterend