Blog: De pleegdochter
Wanhopig geschreeuw is het eerste wat ik hoor als ik mijn ochtenddienst begin. Een vrouwelijke arrestant in het dagverblijf, een bekende van ons, zoekt luidkeels contact met mij.
Haar dochter zit nog in haar woning. Die moet naar school. Ik heb begrepen dat de vrouw niet zomaar bij ons is en voorlopig nog niet weg mag. Als chef van dienst ben ik verantwoordelijk voor de ingesloten vrouw en ik maak een afspraak met haar. Ik ga naar haar huis om te kijken of alles goed gaat met het meisje.
Ik verwonder mij enorm. De vrouw heeft zelf geen huissleutel. Echt waar? Van mijn collega’s heb ik al vroeg één ding geleerd. Als je de zaak niet vertrouwt, stel je eerst een kind in veiligheid.
Ik ga naar de woning en bel aan. Geen gehoor. Ik sta voor de deur van de woning, bel en klop. Ik hoor gestommel, ik klop iets harder en maak mijzelf kenbaar als politie.
Dan gaat de deur open. Er verschijnt een oude man met een onverzorgd uiterlijk met alleen een vieze ouderwetse onderbroek aan. Mijn alarmbellen gaan allemaal rinkelen. Waar is het kind? Dan komt er een klein meisje met een guitig gezichtje, in pyjama, vanachter de man tevoorschijn. ‘Dag politie’, zegt ze. Het lijkt alsof de man nu pas beseft dat er een geüniformeerde politieman voor hem staat. Ik legitimeer mij overduidelijk en zeg hem dat ik kom kijken of alles goed is met het meisje. De man stapt opzij en verdwijnt in de woning. Ik zeg tegen het meisje dat het schooltijd is. Dat ze zich moet aankleden. Gelukkig stuurt ze me de slaapkamer uit als ze zich moet omkleden. Dat weet ze in ieder geval.
Ondertussen bel ik met de jeugd- en zedenspecialisten. Zij adviseren om het meisje eerst naar school te brengen, zodat de normale routine door blijft gaan. Daar moet ze blijven, zodat wij de mensen van jeugdzorg in kunnen schakelen.
Ik wil brood voor haar maken, maar ik word misselijk als ik zie wat voor een troep het is in de keuken. De man wil zich nergens mee bemoeien. Dan staat het meisje weer aangekleed voor mij. ‘Ga jij mij brengen?’ vraagt ze. Geen moment vraagt ze naar haar moeder. Met de herkenbare politieauto gaan wij naar school. Ik leg daar de situatie uit en krijg de garantie dat ze aan niemand anders wordt meegegeven. Brood wordt geregeld vanuit school. Ik krijg een handje van haar, als ze met haar juf wegloopt.
Uiteindelijk blijkt de situatie in de woning onhoudbaar te zijn voor een kind van 9 jaar. In het vervolgonderzoek tref ik op het adres een drugsdealer aan die zijn drugs aan het versnijden is op de eettafel. Het meisje moet uit huis geplaatst worden. De mevrouw van jeugdzorg geeft aan dat er een tekort is aan opvangadressen. Ze geeft mij de keuze om het meisje zelf mee naar huis te nemen. Ik durf dit niet aan, mijn vrouw en ik werken allebei. Hoe kun je dan zo’n klein kind goed opvangen? Ik voel mij laf. Het meisje heeft nog een nacht thuis geslapen en is toen geplaatst bij familie ver van de stad.
Vele jaren later komt de moeder van het meisje op straat naar mij toe. Ze vertelt dat het heel goed gaat met haar dochter. Dat ze haar kind bij de pleegouders mag bezoeken. Ze is wel uit de ouderlijke macht ontzet. Haar dochter heeft het nog vaak over die politieagent die haar had weggehaald uit huis. Dat ze met de politieauto naar school was gebracht. ‘Je bent haar redder’, zegt de vrouw. Ik voel dat niet zo. Dat guitige koppie had ook mijn pleegdochter kunnen zijn…..
Vandaag is de 'Internationale Dag van het Kind' .Kinderdag is een feestdag die in verschillende landen op 1 juni wordt gehouden.
Reageren
Reageren op dit politieverhaal? Vul het reactieformulier hieronder in. De reactie gaat naar de auteur, die eventueel contact opneemt.